mensenleven niet langer dan een etmaal duurt.
Elke belangrijke
gebeurtenis is daardoor noodzakelijk eenmalig en onherhaalbaar.
Dat geldt ook voor de liefdesdaad, die hier wordt voorgesteld als een ontdekkingsreis van grote schoonheid, vol verwondering over de onvermoede landschappen, bronnen en natuurverschijnselen van het menselijk lichaam: de intensiteit van de liefde bestaat bij de gratie van eenmaligheid.
Hoe ervaren twee verliefde mensen hun eerste liefdesdaad als zij weten dat het tevens onherroepelijk de laatste is? Benny Wult en Gini Trades verkopen (bijna letterlijk) hun ziel aan de duivel om zo te kunnen ingaan tot een 'wereld van herhaling', die ook de wereld van verveling en onverschilligheid blijkt. Zullen de gelieven in die repeterende onderwereld hun liefde een vervolg weten te geven, of lopen ze elkaar uiteindelijk mis?
Opdracht.
Er zijn keuzes uit 14 opdrachten. Nummer 14 is een vrije opdracht voor als je een 'briljant idee hebt voor de verwerking van je boek.' Opdracht nummer D. is een ander einde aan het boek schrijven. Deze twee heb ik met elkaar gecombineerd. Halverwege in het boek - als Gini en Benny de blinde man gaan vermoorden - zit namelijk een tijdsprong. De moord wordt niet beschreven.
Maar wat zou er gebeuren als die moord wel beschreven wordt? En wat zou er gebeuren als de moord niet gepleegd wordt?
Misschien handig om te weten: alles wat ik letterlijk geciteerd heb uit het boek is met schuine letters aangegeven.
‘Gini, we hebben een
jeugd lang het verkeerde als goed laten voorspiegelen. Ik geloof niet langer in
de voortreffelijkheid van al het eenmalige. Kom mee… ga mee naar buiten, dan
vertel ik je… want hier… Gini, ik nodig je uit voor een reis naar de wereld van
herhaling.’
‘Op reis naar de wereld van herhaling…’ herhaalde Gini
langzaam en ze keek op naar Benny. Even dacht hij weer het bange kind in haar
te zien, toen zij voor het eerst het café binnenkwam. ‘Benny…’ begon Gini
langzaam. ‘Hoe? Wat is je plan?’
Benny fronste even, maar greep Gini toen plotseling bij haar
arm en nam haar snel mee naar buiten. Hij ademde de frisse lucht in – zolang
hij er nu nog van genieten kon – en ging samen met Gini een paar huizen verder
op de stoeprand zitten.
‘Benny? Wat is je plan?’ vroeg Gini nogmaals, ze haalde
onrustig haar handen voor haar dikke, blonde haren.
‘Als ik mijn naaste dood, en ik gegrepen word
door gerechtsdienaren, en de doodstraf krijg, ben ik dan niet voldoende
gestraft om de hel te ontlopen?’ ‘De goddelijke gerechtigheid, jongeman,
opereert geheel onafhankelijk van de wereldse rechtelijke macht. Wie volgens de
hier op aarde, in onze maatschappij, geldende wetten berecht en gestraft wordt,
is daardoor nog niet gevrijwaard van metafysische straf.’
Benny was een lange tijd stil. Hij dacht na.
‘We moeten iemand doden…’ zei Benny zacht.
‘Wat?’ vroeg Gini, die hem duidelijk niet gehoord had.
‘Wij moeten iemand doden. Dan zijn wij er het meest
verzekerd van om naar de wereld van herhaling te gaan.’
Benny staarde even naar de grond. Hij wist dat dit te veel
gevraagd was aan Gini.
Zij had een goed hart, en hield van andere mensen. Ze was
ook nog eens jong, studerende; ze had haar hele leven - de hele dag - nog voor zich. Hij kon haar
niet vragen om haar hele leven op te geven.
Benny draaide zijn hoofd en keek naar Gini.
Het verbaasde hem wat hij zag. In haar ogen zag hij amper
angst of onzekerheid, maar vastbeslotenheid en lef.
‘Wie?’
‘Wat?’
‘Wie gaan we vermoorden?’
Benny slikte een paar keer bij het woord vermoorden en hij kon aan Gini zien dat
ondanks haar vastbeslotenheid zij ook moeite had met het uitspreken van het
woord.
‘Het moet een makkelijke moord zijn, maar ook een laffe
moord.’ zei Benny.
‘Een laffe moord?’
‘Ja, de verschrikkelijkste moord die je je maar voor kan stellen.
En met verschrikkelijk bedoel ik dan niet wat je degene aandoet… maar wie je het aandoet.’
Het was een lange tijd stil.
Gini speelde met haar haren, of pulkte aan de veters van
haar schoenen. Benny kraste met zijn nagel in de tegels van de stoep. Af en toe
zuchtten ze eens, of strekten ze zich.
Plotseling zei Gini: ‘De man.’
Benny zuchtte vermoeid. ‘Welke man?’
‘De man in het café.’
‘De Italiaan?’
Gini schudde haar hoofd en ging rechtop zitten. Blijkbaar
was haar idee interessant.
‘Nee, die andere man.’
‘Welke man?’ zei Benny nu geërgerd vanwege Gini haar onduidelijkheid.
‘Die blinde!’
‘Scant?’
‘Ja!’
Dit keer was het weer stil, maar niet zo’n ongemakkelijke stilte als
de vorige keer. Gini en Benny keken elkaar recht in de ogen aan, vol spanning.
‘Een blinde vermoorden is een laffe moord, inderdaad…’ begon
Benny. ‘Een blinde is weerloos.’
‘En het zal gemakkelijk zijn,’ vulde Gini aan. ‘Hij ziet
toch niks.’
‘In dat geval zullen we verzekerd zijn van de stoel.’
Gini gleed haar hand in die van Benny en kneep er even in.
Benny wist niet goed wat zij daar mee bedoelde. Was ze blij, omdat ze
eindelijk een oplossing voor hun probleem gevonden hadden of was ze bang, om te
moorden en voor de stoel? Benny wist het niet.
Misschien beide.
‘Dit is mijn huis
niet. Hier woon ik niet.’
‘We zijn er ook nog niet, meneer Scant, maar wel bijna. We
lopen door de straat en het ruikt hier gewoon merkwaardig.’ zei Benny, terwijl
hij met Gini en meneer Scant aan de arm door de gang van het verlaten pand
liep. Het was een vies, oud pand. Gini en Benny waren er beide over verbaasd
waarom het nog stond, en waarom het nog niet vernieuwd was, aangezien dat zo
snel ging.
‘Waarom hoor ik dan geen auto’s, of andere mensen?’ zei
Scant bijdehand.
Benny en Gini zwegen.
Gini keek op naar Benny. Haar haar zat warrig en haar wangen
waren rood van adrenaline, angst en spanning. Je kon zien dat ze ondertussen iets verouderd was. Onder de ogen waar Benny naar keek waren vage lijnen van aankomende rimpels te zien. Gini keek Benny strijdlustig aan en
beet op haar lip. Het deed Benny goed om te zien dat zij ook volledig achter
hun plan stond. Dan wist hij zeker dat ze beiden in dezelfde wereld aan zouden
komen.
Benny opende een deur en de drie arriveerden in het
werkelijke pand. De grond was hard en je kon voetstappen er gemakkelijk op
horen. Helaas voor het koppel, was meneer Scant niet doof, en was er ook niks
mis met zijn reuk.
‘Dit is mijn huis
niet! Hier woon ik niet!’ schreeuwde de man nu angstig, en liet hij
Benny’s arm snel los. Gini sloot snel de deur, zodat de man in ieder geval niet
ontsnappen kon.
Met een luide klap viel de deur dicht en meneer Scant
draaide zich angstig om.
‘Breng me onmiddellijk
naar mijn eigen huis. Het stinkt hier naar pluimvee en ratten.’
Benny en Gini waren allebei doodstil. Ze wisten dat als ze
nu een geluid zouden maken, de man het nog wel eens op ’n lopen kon zetten en
ontsnappen kon. Ze kenden beiden het pand ook niet erg goed, ze hadden het zelf
immers ook pas die dag gezien.
De man schreeuwde nog eens, zijn angst was overgegaan naar
woede. ‘Dit is mijn huis niet! Hier woon
ik niet! Breng mij onmiddellijk naar huis!’
Benny en Gini keken elkaar aan. Het was bijna zover.
Uit zijn zak haalde Benny zijn bajonet.
‘Klaar?’ fluisterde hij zacht.
‘Wat?’ riep meneer Scant, die door zijn luide geschreeuw en
angst niet goed doorhad wat er nu om zich heen gebeurde.
‘Klaar.’ fluisterde Gini terug.
Maar het was stil. Gini wist niet hoe ze beginnen moest.
Hoe
moet je beginnen iemand te vermoorden?
‘Zeg hem maar… wat we
afgesproken hebben…’
Gini haalde diep adem, en terwijl ze de woorden uitsprak
‘U ziet immers beter
met uw oren en uw neus. Waar wacht u nog op? Zie er maar uit te komen.’ Ze
klapte hard in haar handen. Benny en Gini waren niet de enige die dit als het
startschot zagen, want ook de blinde man zette het op een lopen.
Gini rende achter hem aan, klappend en schreeuwend. Maar de
sterke, nog jonge Benny was sneller dan de oude man en haalde hem op zijn beurt
ook weer in, klappend en schreeuwend.
Zo ging het door en door. Ze renden door de vieze gangen van
het oude pand en hier en daar lagen oude dozen. Het was verbazingwekkend dat de
blinde er niet over struikelde, aangezien hij ook al vrij veel alcohol door zijn bloed had stromen.
De blinde man werd alle
gangen doorgejaagd, trap op, trap af. Meneer Scant was woedend en bang tegelijk. Het leek wel een
stierengevecht.
Het pand had meer gangen en kruispunten dan Benny en Gini
gedacht hadden, en ook de man leek het rennen langer vol te houden dan
verwacht. Even renden Benny en Gini naast elkaar, beide bezweet en Gini buiten
adem.
‘Benny…’ hijgde zij buiten adem. ‘Benny, ik red het niet
lang meer.’
Benny knikte en haalde de bajonet weer tevoorschijn. Beiden
wisten ze nu dat het zo ver was, nu kwam het kruispunt waar het veel echode.
Het plan was nu dat Gini Scant aan het schrikken zou moeten
maken, en de man met volle vaart in Benny’s dolk zou lopen.
Bij het horen van de harde echo’s stond de man stil. Hij
draaide in het rond, angstig en kwaad, proberend geluiden van de voetstappen
van zijn toekomstige moordenaars op te vangen.
‘Hebben jullie wel enig idee wie ik ben? Met wie je te maken
hebt?’ schreeuwde de blinde kwaad. ‘Jullie moesten eens weten!’
Een stukje verder van hem stond Benny, met zijn bajonet in
de hand. Zijn arm was uitgestrekt, op de hoogte van zijn buik. Benny stond
strak van spanning.
Zijn bloed pompte in zijn lichaam en hij kon zijn hart horen
kloppen in zijn hoofd. Zijn kaken waren strak op elkaar gedrukt en Benny had
moeite om de dolk strak voor zich uit te houden zonder te beven.
Alles was gereed.
Het enige was nog moest gebeuren was het opjagen. Dat was Gini's taak.
Ze hoefde nog maar een stuk of vijf stappen te zetten en ze
zou vlak naast de man staan.
Zachtjes, zonder dat meneer Scant het hoorde zette zij dan
ook de stappen. Toen stond zij naast hem, zachtjes ademend, rillend, klaar om het
laatste schot te geven.
Gini kon zich bijna niet meer beheersen naast de man, en als
meneer Scant niet blind was geweest van woede en angst had hij door kunnen
hebben dat er een vrouw naast hem stond.
Dit was het moment.
De zintuigen van Gini en Benny stonden op scherp.
Gini haalde diep adem, klaar om haar laatste schreeuw te
geven. Haar mooie borstkast zwol op door de lucht die ze inademde en voor een
paar seconden was het doodstil.
Benny focuste zich en meneer Scant stond roerloos.
Toen liet Gini plotseling haar adem gaan en greep de arm van
meneer Scant.
De man spartelde eerst nog even tegen, maar gaf zich al snel
gewonnen omdat hij doodmoe was van al dat rennen en natuurlijk speelde de
alcohol ook nog eens een rol.
Gini keek beschaamd naar de grond en zuchtte diep. Tranen
rolden over haar wangen.
‘Ik kan dit niet, Benny!’ fluisterde ze naar de grond.
Benny hief zijn bajonet op van woede. Zijn slapen klopten.
‘Wat is dit nou, Gini?’ riep hij luid, en zijn stem echode
door het hele pand.
‘Wij hebben samen dit helemaal uitgedacht… een plan waar we
beiden achter stonden. We moeten hem vermoorden. Hij is weerloos… heeft ons bij
elkaar gebracht … misschien zelfs wel beledigd… En nu trek jij je terug? Heb je enig idee
wat wij kunnen bereiken als we dit uitvoeren?’
Gini zuchtte nog eens en er liepen nog meer tranen over haar
wangen. Haar adem stokte echter niet in haar keel.
‘Ja… ja, dat weet ik wel. Maar ik kan het niet. Ik kan niet
leven met een moord op mijn geweten. Een moord van een blinde, onschuldige
man.’
Meneer Scant lachte ineens scherp, maar het viel Benny en
Gini beiden niet op.
‘Je hoeft er ook niet mee te leven!’ raasde Benny. ‘In ieder
geval niet lang. Als we dit afmaken Gini, zijn we al beiden bijna aan het einde
van ons leven. En dat is precies het doel…’
‘Doe wat je wilt, Benny.’ klonk het nu vastberaden. ‘maar ik
doe het niet.’
Benny kwam dreigend steeds dichter bij de blinde en Gini,
die beschermend voor het slachtoffer ging staan. Zweetdruppels van angst
verschenen op Gini’s gezicht en ook Benny transpireerde van het harde rennen.
Zijn T-shirt was doorweekt met zweet, zijn haren zaten wild.
Nog een paar stappen, Benny hoefde er nog niet eens voor te
rennen en het bajonet zou in Gini’s buik zitten, in plaats van in de blinde,
zoals eerst het plan was.
‘Benny… doe dit nou niet. Als jij echt van mij hield, dan
accepteerde je mijn beslissing. We kunnen alsnog samen zijn, ook al kunnen we de dingen niet herhalen. Laten we nog gewoon van de dag genieten, van elkaar.’
Maar Benny kon niet meer rationeel nadenken. Hij kon alleen
nog maar snuiven van woede, als een stier. Het was werkelijk net een stierengevecht.
Gini liet de arm van de blinde los en greep naar zijn hoofd.
Ook hij zweette en je kon zijn aders zien kloppen van angst. Zijn hoofd trilde
toen Gini het dichter bij zich bracht.
Dit keer niet dreigend, maar liefkozend en beschermend fluisterde
ze in zijn oor:
‘Ren. U ziet toch
immers beter met uw oren en uw neus. Waar wacht u nog op?’
Anna, wat een ontzettend goede verwerking! Jij kunt schrijven! Ik heb het fragment met erg veel plezier gelezen en ben nu ook wel benieuwd hoe het verder gaat.
BeantwoordenVerwijderenIk mis alleen je mening over dit boek in de boekenopdracht. Het is belangrijk dat je ook je eigen mening geeft en die onderbouwt. In het iBook wordt dit verder uitgelegd. Die eigen mening mag je nog wel toevoegen, je opdracht is sowieso goedgekeurd, want de verwerking is meesterlijk, maar voor de beoordeling aan het eind (of je pluspunten verdient voor je blog) is het ook belangrijk dat je opdrachten compleet zijn.